Vertaal
Naar andere talen: • alojar > DEalojar > ENalojar > FR
Vertalingen alojar ES>NL

I alojar

werkw.
Uitspraak:  [aloˈxaɾ]

1) dar a alguien lugar para vivir por un tiempo - onderdak verlenen
alojar turistas - onderdak verlenen aan toeristen

2) funcionar un lugar como vivienda temporal - onderbrengen
La escuela aloja a las familias que perdieron su casa con las inundaciones. - De school brengt de families onder die hun huis hebben verloren vanwege de overstromingen.

3) tener algo dentro - bevatten
La reserva natural aloja muchas especies en extinción. - Het natuurreservaat bevat veel bedreigde soorten.


II alojarse

werkw.
Uitspraak:  [aloˈxaɾse]

1) vivir temporalmente en un lugar - verblijven
alojarse en un hotel - in een hotel verblijven

2) estar una cosa dentro de otra - terechtkomen
La bala se alojó en el cerebro. - De kogel is in de hersenen terechtgekomen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
alojar (ww.) inkwartieren (ww.) ; leven (ww.) ; logeren (ww.) ; militairen bij burgers inlegeren (ww.) ; resideren (ww.) ; verblijven (ww.) ; wonen (ww.)
alojar huisvesten ; kamers verhuren aan ; onderbrengen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `alojar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: estar domiciliado
ES: habitar
ES: residir
ES: tener su sede
ES: vivir