Vertaal
Naar andere talen: • habitar > DEhabitar > ENhabitar > FR
Vertalingen habitar ES>NL

I habitar

werkw.
Uitspraak:  [aβi'taɾ]

morar, vivir habitualmente en un lugar determinado - bewonen
Hay indicios que demuestran que esta región estuvo habitada desde el siglo III a.c. - Er zijn tekenen die erop wijzen dat deze regio vanaf de 3e eeuw v.Chr. bewoond was.


II habitar

werkw.

ocupar un lugar y vivir allí - wonen
Unas tres mil personas habitan esa región. - In deze regio wonen ongeveer drieduizend mensen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
habitar (ww.) bewonen (ww.) ; herbergen (ww.) ; huisvesten (ww.) ; iemand onderdak verlenen (ww.) ; inwonen (ww.) ; leven (ww.) ; logeren (ww.) ; onderbrengen (ww.) ; onderdak geven (ww.) ; onderdak verschaffen (ww.) ; plaatsen (ww.) ; resideren (ww.) ; rondhangen (ww.) ; verblijfplaats hebben (ww.) ; verblijven (ww.) ; wonen (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `habitar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: alojar
ES: alojarse
ES: apartar
ES: asentarse
ES: clasificar
ES: dar alojamiento
ES: destinar
ES: domiciliarse
ES: estacionar
ES: estar