Vertalingen habitar ES>NL
I habitar
werkw.
morar, vivir habitualmente en un lugar determinado -
bewonen Hay indicios que demuestran que esta región estuvo habitada desde el siglo III a.c. - Er zijn tekenen die erop wijzen dat deze regio vanaf de 3e eeuw v.Chr. bewoond was. |
II habitar
werkw.
ocupar un lugar y vivir allí -
wonen Unas tres mil personas habitan esa región. - In deze regio wonen ongeveer drieduizend mensen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
habitar (ww.) | bewonen (ww.) ; herbergen (ww.) ; huisvesten (ww.) ; iemand onderdak verlenen (ww.) ; inwonen (ww.) ; leven (ww.) ; logeren (ww.) ; onderbrengen (ww.) ; onderdak geven (ww.) ; onderdak verschaffen (ww.) ; plaatsen (ww.) ; resideren (ww.) ; rondhangen (ww.) ; verblijfplaats hebben (ww.) ; verblijven (ww.) ; wonen (ww.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `habitar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: alojarES: alojarseES: apartarES: asentarseES: clasificarES: dar alojamientoES: destinarES: domiciliarseES: estacionarES: estar