Vertalingen notar ES>NL
I notar
werkw.
1) advertir algo a través de los sentidos -
(be)merken Notó que su casa estaba lejos. - Hij kwam er achter dat zijn huis ver weg was. |
hacerse notar (=llamar la atención) - de aandacht trekken
Cuando hay gente el niño se hace notar. - Als er mensen zijn, trekt het kind de aandacht.
|
2) darse cuenta de algo -
doorhebben Notó que todo era mentira. - Hij had door dat het allemaal leugens waren. |
3) poner en relieve o destacar algo -
opmerken Le hizo notar que estaba equivocado. - Hij merkte hem op dat hij zich had vergist. |
II notarse
werkw.
mostrarse claramente -
te merken zijn La inflación comienza a notarse en los precios. - De economische inflatie begint merkbaar te worden in de prijzen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
notar (ww.) | aankijken (ww.) ; aanmerken (ww.) ; bemerken (ww.) ; beschuldigen (ww.) ; horen (ww.) ; merken (ww.) ; onderscheiden (ww.) ; signaleren (ww.) ; toeschouwen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `notar`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
ES: abarcar con la vistaES: aconsejarES: advertirES: amanecerES: anotarES: anunciarES: apuntarES: arrebatarES: atisbarES: avisar