Vertaal
Naar andere talen: • notar > DEnotar > ENnotar > FR
Vertalingen notar ES>NL

I notar

werkw.
Uitspraak:  [no'taɾ]

1) advertir algo a través de los sentidos - (be)merken
Notó que su casa estaba lejos. - Hij kwam er achter dat zijn huis ver weg was.
uitdrukking hacerse notar

2) darse cuenta de algo - doorhebben
Notó que todo era mentira. - Hij had door dat het allemaal leugens waren.

3) poner en relieve o destacar algo - opmerken
Le hizo notar que estaba equivocado. - Hij merkte hem op dat hij zich had vergist.


II notarse

werkw.
Uitspraak:  [no'taɾse]

mostrarse claramente - te merken zijn
La inflación comienza a notarse en los precios. - De economische inflatie begint merkbaar te worden in de prijzen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
notar (ww.) aankijken (ww.) ; aanmerken (ww.) ; bemerken (ww.) ; beschuldigen (ww.) ; horen (ww.) ; merken (ww.) ; onderscheiden (ww.) ; signaleren (ww.) ; toeschouwen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `notar`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
ES: abarcar con la vista
ES: aconsejar
ES: advertir
ES: amanecer
ES: anotar
ES: anunciar
ES: apuntar
ES: arrebatar
ES: atisbar
ES: avisar