Vertalingen Zusammenlegen DE>NL
zusammenlegen
werkw.
1) ordentlich falten -
opvouwen die trockene Wäsche abnehmen und zusammenlegen - de droge was afhalen en opvouwen |
2) miteinander vereinen -
samenvoegen Die Stationen 1 und 2 sollen zusammengelegt werden. - De haltes 1 en 2 moeten worden samengevoegd. |
3) in einem gemeinsamen Zimmer unterbringen -
bij elkaar leggen 4) Geld von mehreren Personen sammeln -
bij elkaar leggen Wir haben alle für sein Abschiedsgeschenk zusammengelegt. - Wij hebben voor zijn afscheidscadeau geld bij elkaar gelegd. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
zusammenlegen (ww.) | bij elkaar leggen (ww.) ; bijeen voegen (ww.) ; combineren (ww.) ; dubbelvouwen (ww.) ; een combinatie maken (ww.) ; fuseren (ww.) ; ineensmelten (ww.) ; koppelen (ww.) ; samenkoppelen (ww.) ; samensmelten (ww.) ; samenvoegen (ww.) ; verbinden (ww.) ; versmelten (ww.) |
Zusammenlegen | vergaren |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Zusammenlegen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: aneinanderreihenDE: faltenDE: kombinierenDE: kompilierenDE: koppelnDE: kuppelnDE: verbindenDE: vereinenDE: vereinigenDE: verketten