Vertaal
Naar andere talen: • falten > ENfalten > ESfalten > FR
Vertalingen falten DE>NL

falten

werkw.
Uitspraak:  [ˈfaltən]

1) ordentlich zusammenlegen, sodass eine Kante entsteht - vouwen
Sie faltete den Brief mehrmals und schob ihn in einen Umschlag. - Zij vouwde de brief meerdere malen en deed hem in een enveloppe.

2) aneinanderlegen - vouwen
die Hände zum Gebet falten - de handen voor het gebed vouwen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
falten (ww.) plooien (ww.) ; vouwen (ww.) ; verschrompelen (ww.) ; verfomfaaien (ww.) ; uitvouwen (ww.) ; uitspreiden (ww.) ; uitslaan (ww.) ; uitklappen (ww.) ; toevouwen (ww.) ; ten dele vouwen (ww.) ; slinken (ww.) ; schrompelen (ww.) ; samenvouwen (ww.) ; samentrekken (ww.) ; opvouwen (ww.) ; openvouwen (ww.) ; openspreiden (ww.) ; ontvouwen (ww.) ; omvouwen (ww.) ; omknikken (ww.) ; indrogen (ww.) ; dubbelvouwen (ww.)
die Faltenhet schaduwen ; kringen onder de ogen (znw.)
falten fronsen ; vouwing ; vouwen ; plooien
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `falten`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: bauschen
DE: einschrumpfen
DE: eintrocknen
DE: entfalten
DE: faltig machen
DE: falzen
DE: in Falten legen
DE: knautschen
DE: knittern
DE: kräuseln