Vertaal
Naar andere talen: • zugreifen > ENzugreifen > ESzugreifen > FR
Vertalingen zugreifen DE>NL

zugreifen

werkw.
Uitspraak:  [ˈʦuːgraifən]

1) sich bedienen - (toe)grijpen
Greifen Sie zu! Wir haben genug Kuchen für alle. - Tast toe! Wij hebben genoeg taart voor iedereen.

2) Zugang haben - toegang krijgen
Das Programm versucht, auf das Internet zuzugreifen. - Het programma probeert toegang te krijgen tot het internet.

3) etw. mit der Hand greifen, festhalten - vasthouden
Seit seiner Handverletzung kann er nicht mehr richtig zugreifen. - Hij kan niet meer goed vastpakken sinds hij zijn hand heeft verwond.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
zugreifen (ww.) aanklampen (ww.) ; aanpakken (ww.) ; beetgrijpen (ww.) ; beetpakken (ww.) ; ingrijpen (ww.) ; toegrijpen (ww.) ; toetasten (ww.) ; vastklampen (ww.) ; vastpakken (ww.) ; zich bedienen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `zugreifen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: anfassen
DE: Anpacken
DE: fassen
DE: festgreifen
DE: festhalten
DE: greifen
DE: zulangen