1. MWB
  2. Vertalen
  3. Zischen (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • Zischen > EN • Zischen > ES • Zischen > FR
Vertalingen Zischen DE>NL

zischen

werkw.
Uitspraak:  [ˈʦɪʃən]

1) einen Laut machen, der wie ein s oder sch klingt - sissen
Es zischte laut, als sie das Fleisch in die heiße Pfanne legte. - Het siste hard toen zij het vlees in de hete pan legde.
Sie sog vor Schmerzen die Luft zischend durch die Zähne. - Zij zoog van pijn sissend de lucht tussen haar tanden door.

2) sich (mit einem zischenden Geräusch) schnell irgendwohin bewegen - zoeven
Ein Pfeil / Eine Kugel zischte durch die Luft. - Een pijl / kogel zoefde door de lucht.

3) etw. leise und mit Ärger in der Stimme sagen - zoeven
„Hau bloß ab!‟, zischte sie in sein Ohr. - "Hou toch op!", siste ze in zijn oor.

4) deel van de uitdrukking:
uitdrukking ein Bier / einen zischen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
zischen (ww.) brullen (ww.) ; het uitgillen (ww.) ; uitroepen (ww.) ; uitschreeuwen (ww.)
Zischen gesis ; sissen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Zischen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: bellen
DE: donnern
DE: fegen
DE: hausen
DE: herausschreien
DE: heulen
DE: jagen
DE: johlen
DE: poltern
DE: rasen