Vertalingen Rasen DE>NL
rasen
werkw.
1) sich sehr schnell bewegen -
razen Ras doch nicht so! - Jaag toch niet zo! Ihr Puls raste. - Haar pols raasde. Die Zeit rast. - De tijd vliegt. |
an / in / gegen etw. rasen (=mit hoher Geschwindigkeit mit etw. zusammenstoßen) - tegen iets / iemand botsen
mit dem Auto gegen einen Baum rasen - met de auto tegen een boom aan knallen
|
2) sich sehr wild, unkontrolliert benehmen -
razen Sie raste vor Wut. - Zij raasde van woede. Die Zuschauer rasten vor Begeisterung. - De toeschouwers waren wild enthousiast. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
rasen (ww.) | jachten (ww.) ; woedend zijn (ww.) ; woeden (ww.) ; uitschreeuwen (ww.) ; uitroepen (ww.) ; tieren (ww.) ; tekeergaan (ww.) ; te keer gaan (ww.) ; spurten (ww.) ; spoeden (ww.) ; schuimbekken (ww.) ; reppen (ww.) ; rennen (ww.) ; razen (ww.) ; kwaad zijn (ww.) ; jakkeren (ww.) ; het uitgillen (ww.) ; hardrijden (ww.) ; hardlopen (ww.) ; hard draven (ww.) ; gang maken (ww.) ; fulmineren (ww.) ; brullen (ww.) |
der Rasen | zoden ; het grasveld ; het grastapijt ; het grasperk ; de grasmat ; het gazon |
rasen | ijlen ; zode ; scheuren |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Rasen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: aufjagenDE: auftreibenDE: ausfahrenDE: bellenDE: donnernDE: eilenDE: einRennenfahrenDE: fegenDE: galoppierenDE: GrasplatzUitdrukkingen en gezegdes
DE: in
rasender Eile
NL: in vliegende haast