| Uitspraak: | [ˈvɪpən] |
| mit dem Fuß wippen - met zijn voet op- en neer bewegen Er ließ das Kind auf seinen Knien wippen. - Hij wipte het kind op zijn knie op- en neer. Die Feder am Hut wippt bei jedem Schritt. - De veer op de hoed wipt bij elke stap op- en neer. |
Voorbeeldzinnen laden....