Vertaal
Naar andere talen: • steuern > ENsteuern > ESsteuern > FR
Vertalingen steuern DE>NL

I steuern

werkw.
Uitspraak:  ʃtɔyɐn]

1) am Steuer eines Fahrzeugs sitzen / stehen - besturen
Wer hat den Wagen gesteuert? - Wie bestuurde de auto?
nach links steuern - naar links sturen
das Schiff in den Hafen steuern - met het schip naar de haven koersen

2) sich in eine bestimmte Richtung bewegen - koersen
Das Flugzeug steuerte nach Westen. - Het vliegtuig zette koers naar het westen.

3) regulieren, wie eine technische Anlage funktioniert, ein Vorgang abläuft - besturen
eine automatisch gesteuerte Maschine - een automatisch bestuurde machine
staatlich gesteuerte Märkte - door de staat beïnvloede markten


II die Steuerung

zelfst.naamw.
Uitspraak:  ʃtɔyɐrʊŋ]
Verbuigingen:  Steuerung , Steuerungen

1) deel van de uitdrukking: stuurinrichting , besturing
eine elektronische Steuerung - automatische besturing
die Steuerung bedienen - de stuurinrichting bedienen
Fernsteuerung - afstandsbediening

2) deel van de uitdrukking: stuurinrichting , besturing
Die Steuerung blockierte. - De stuurinrichting blokkeerde.

3) deel van de uitdrukking: bediening
die Steuerung eines Computerspiels mit der Maus - de bediening van een computerspel met de muis

4) deel van de uitdrukking: regeling
ein Gesetz zur Steuerung und Begrenzung der Zuwanderung - een wet voor de regeling om de immigratie te beperken

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
steuern (ww.) macht uitoefenen (ww.) ; commanderen (ww.) ; controleren (ww.) ; gezaghebben (ww.) ; heersen (ww.) ; iets regelen (ww.) ; ingaan (ww.) ; karren (ww.) ; koers zetten naar (ww.) ; koersen naar (ww.) ; leiden (ww.) ; leidinggeven (ww.) ; binnentreden (ww.) ; navigeren (ww.) ; overheersen (ww.) ; regelen (ww.) ; regeren (ww.) ; rijden (ww.) ; stevenen (ww.) ; sturen (ww.) ; varen (ww.) ; vliegtuig besturen (ww.) ; zenden (ww.) ; binnenstappen (ww.) ; aan het stuur zitten (ww.) ; aanvoeren (ww.) ; afspreken (ww.) ; arrangeren (ww.) ; bedisselen (ww.) ; beheersen (ww.) ; beïnvloeden (ww.) ; besturen (ww.) ; betreden (ww.) ; bevaren (ww.) ; bevel voeren over (ww.) ; binnengaan (ww.) ; binnenkomen (ww.) ; binnenlopen (ww.)
die Steuernde heffingen ; de belastingen
Steuern belasting ; sturen ; besturing ; besturen ; belastingontvangsten
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `steuern`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: anordnen
DE: ansteuern
DE: beeinflussen
DE: befahren
DE: befehlen
DE: beherrschen
DE: dominieren
DE: eindringen
DE: einfahren
DE: eingehen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: einem Mißbrauch steuern NL: een misbruik tegengaan
DE: das Schiff steuert nach Norden NL: het schip vaart naar het noorden