Vertalingen schiefgehen DE>NL
schiefgehen
werkw.
nicht so funktionieren oder enden, wie man möchte -
scheef lopen Bei der Reise ist viel schiefgegangen. - Bij de reis is veel verkeer gegaan. |
Wird schon schiefgehen! (=verwendet, um jemandem Mut zu machen) - zal wel goed komen!
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
schiefgehen (ww.) | afgaan (ww.) ; de weg kwijtraken (ww.) ; falen (ww.) ; floppen (ww.) ; in de puree lopen (ww.) ; misgaan (ww.) ; mislopen (ww.) ; mislukken (ww.) ; scheef gaan (ww.) ; stranden (ww.) ; verdwalen (ww.) ; verkeerd aflopen (ww.) ; verkeerd gaan (ww.) ; verkeerd lopen (ww.) ; verongelukken (ww.) |
schiefgehen | fout gaan |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `schiefgehen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abgehenDE: auffliegenDE: danebengehenDE: entgleisenDE: falsch gehenDE: fehlschlagenDE: in die Brüche gehenDE: in die Hose gehenDE: irrenDE: mißlingen