Vertaal
Naar andere talen: • schiefgehen > ENschiefgehen > ESschiefgehen > FR
Vertalingen schiefgehen DE>NL

schiefgehen

werkw.
Uitspraak:  ʃiːfgeːən]

nicht so funktionieren oder enden, wie man möchte - scheef lopen
Bei der Reise ist viel schiefgegangen. - Bij de reis is veel verkeer gegaan.
uitdrukking Wird schon schiefgehen!

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
schiefgehen (ww.) afgaan (ww.) ; de weg kwijtraken (ww.) ; falen (ww.) ; floppen (ww.) ; in de puree lopen (ww.) ; misgaan (ww.) ; mislopen (ww.) ; mislukken (ww.) ; scheef gaan (ww.) ; stranden (ww.) ; verdwalen (ww.) ; verkeerd aflopen (ww.) ; verkeerd gaan (ww.) ; verkeerd lopen (ww.) ; verongelukken (ww.)
schiefgehen fout gaan
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `schiefgehen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abgehen
DE: auffliegen
DE: danebengehen
DE: entgleisen
DE: falsch gehen
DE: fehlschlagen
DE: in die Brüche gehen
DE: in die Hose gehen
DE: irren
DE: mißlingen