Vertaal
Naar andere talen: • danebengehen > ENdanebengehen > ESdanebengehen > FR
Vertalingen danebengehen DE>NL

danebengehen

werkw.
Uitspraak:  [daˈneːbəngeːən]

1) nicht ins Ziel treffen - missen
Beide Schüsse gingen daneben. - Beide schoten gingen ernaast.

2) keinen Erfolg haben - mislukken
Die Premiere ist völlig danebengegangen. - De première is volledig mislukt.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
danebengehen (ww.) afgaan (ww.) ; falen (ww.) ; floppen (ww.) ; in de puree lopen (ww.) ; misgaan (ww.) ; mislopen (ww.) ; mislukken (ww.) ; stranden (ww.) ; verkeerd lopen (ww.)
danebengehen spaak lopen
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `danebengehen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abgehen
DE: auffliegen
DE: fehlschlagen
DE: irren
DE: Scheitern
DE: schiefgehen