1. MWB
  2. Vertalen
  3. schiefgehen (DE>FR)
Vertaal
Naar andere talen: • schiefgehen > EN • schiefgehen > ES • schiefgehen > NL
Vertalingen schiefgehen DE>FR
schiefgehen (ww.) chuter (ww.) ; faillir (ww.) ; finir mal (ww.) ; manquer (ww.) ; rater (ww.) ; se perdre (ww.) ; se tromper (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `schiefgehen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abgehen
DE: auffliegen
DE: danebengehen
DE: entgleisen
DE: falsch gehen
DE: fehlschlagen
DE: in die Brüche gehen
DE: in die Hose gehen
DE: irren
DE: mißlingen