1. MWB
  2. Vertalen
  3. hinausschieben (DE>NL)
Vertaal
Vertalingen hinausschieben DE>NL

hinausschieben

werkw.
Uitspraak:  [hɪˈnausʃiːbən]

1) etw. auf einen späteren Zeitpunkt verlegen, da es z. B. unangenehm oder schwierig ist - uitstellen
Sie hat das klärende Gespräch lange hinausgeschoben. - Zij heeft het toelichtende gesprek lang voor zich uitgeschoven.

2) durch Schieben nach draußen befördern - naar buiten duwen
Der Bodyguard schob die Journalisten zur Tür hinaus. - De bodyguard duwde de journalisten door de deur naar buiten.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
hinausschieben (ww.) aarzelen (ww.) ; dubben (ww.) ; naar buiten duwen (ww.) ; opschorten (ww.) ; opschuiven (ww.) ; rekken (ww.) ; talmen (ww.) ; temporiseren (ww.) ; uitstellen (ww.) ; verschuiven (ww.) ; vertragen (ww.) ; voor zich uitschuiven (ww.) ; weifelen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `hinausschieben`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: aufschieben
DE: aussetzen
DE: schwanken
DE: unterbrechen
DE: Verlegen
DE: verschieben
DE: vertagen
DE: wanken
DE: zaudern
DE: zurückstellen