Vertalingen trödeln DE>NL
trödeln
werkw.
etw. sehr langsam tun -
treuzelen Auf dem Weg nach Hause trödelt er immer. - Op treuzelt altijd op weg naar huis. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
trödeln (ww.) | miezeren (ww.) ; zeiken (ww.) ; voortsukkelen (ww.) ; treuzelen (ww.) ; teuten (ww.) ; talmen (ww.) ; slenteren (ww.) ; sjokken (ww.) ; rondhangen (ww.) ; niksen (ww.) ; nietsdoen (ww.) ; banjeren (ww.) ; lummelen (ww.) ; luieren (ww.) ; lanterfanten (ww.) ; klieren (ww.) ; griepen (ww.) ; flaneren (ww.) ; etteren (ww.) ; druilen (ww.) ; drentelen (ww.) ; dralen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `trödeln`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: auf sich warten lassenDE: bummelnDE: fackelnDE: hängenbleibenDE: sich nicht beeilenDE: säumenDE: zaudernDE: zurückbleibenDE: zögern