1. MWB
  2. Vertalen
  3. fliehen (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • fliehen > EN • fliehen > ES • fliehen > FR
Vertalingen fliehen DE>NL

fliehen

werkw.
Uitspraak:  [ˈfliːən]
Verbuigingen:  flieht , floh , geflohen

vor einer Gefahr weglaufen oder sich aus der Gefangenschaft befreien - vluchten
Tausende flohen vor dem Hochwasser aus der Stadt. - Duizenden vluchtten voor het hoge water de stad uit.
Zwei Gefangene sind geflohen! - Twee gevangenen zijn gevlucht!

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
fliehen (ww.) weghollen (ww.) ; zich vrijmaken (ww.) ; zich bevrijden (ww.) ; wijken (ww.) ; wegvluchten (ww.) ; wegspoeden (ww.) ; wegsnellen (ww.) ; wegrennen (ww.) ; weglopen (ww.) ; wegkomen (ww.) ; wegijlen (ww.) ; lopend weggaan (ww.) ; weghaasten (ww.) ; vluchten (ww.) ; vlieden (ww.) ; uitwijken (ww.) ; ontvluchten (ww.) ; ontsnappen (ww.) ; ontkomen (ww.) ; ontglippen (ww.) ; losbreken (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `fliehen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: auf und davongehen
DE: Ausbrechen
DE: aussteigen
DE: auswandern
DE: ausweichen
DE: ausweichen vor etwas
DE: befreien
DE: davoneilen
DE: davonlaufen
DE: die Beine in die Hand nehmen