Vertalingen fesseln DE>NL
fesseln
werkw.
1) jds Hände und Beine mit einem Seil o. Ä. binden, damit er sich nicht bewegen kann -
boeien mit gefesselten Händen - met geboeide handen Er fesselte sie mit Handschellen ans Bett. - Hij ketende haar met handboeien aan het bed. |
2) bewirken, dass jemand sehr aufmerksam ist -
boeien Der Bericht im Fernsehen fesselte ihn sehr. - Het bericht op de televisie boeide hem zeer. ein fesselndes Buch - een boeiend boek |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
fesseln (ww.) | intrigeren (ww.) ; vatten (ww.) ; vastsjorren (ww.) ; vastleggen (ww.) ; vastkluisteren (ww.) ; vastketenen (ww.) ; vastbinden (ww.) ; vangen (ww.) ; oppakken (ww.) ; obsederen (ww.) ; knevelen (ww.) ; kluisteren (ww.) ; inrekenen (ww.) ; in hechtenis nemen (ww.) ; gevangennemen (ww.) ; gekluisterd zitten (ww.) ; fascineren (ww.) ; buitmaken (ww.) ; boeien (ww.) ; arresteren (ww.) ; aanhouden (ww.) ; aandacht vasthouden (ww.) |
fesseln | pakken |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `fesseln`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abfangenDE: Abnormal intrigierenDE: anbindenDE: ankettenDE: anziehenDE: Aufmerksamkeit festhaltenDE: ausspielenDE: berauschenDE: bestrickenDE: bezaubernUitdrukkingen en gezegdes
DE: ein
fesselnder Vortrag
NL: een boeiende lezing