Vertalingen FAIR DE>NL
I fair
bijv.naamw.
1) gerecht, anständig -
eerlijk Das ist nicht fair! Lea hat das größere Kuchenstück bekommen! - Dat is niet eerlijk! Lea heeft het grootste stuk taart gekregen! |
2) den Spielregeln entsprechend sport -
eerlijk II fair
bijwoord
deel van de uitdrukking: eerlijk fair entscheiden - eerlijk beslissen Sie hat nicht fair gespielt. - Zij heeft niet eerlijk gespeeld. |
III die Fairness
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈfɛːɐnɛs] |
Verbuigingen: | Fairness |
deel van de uitdrukking: eerlijkheid , sportiviteit © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
fair | open ; sportief ; schappelijk ; ronduit ; redelijk ; rechttoe rechtaan ; rechtschapen ; oprecht ; openlijk ; onverholen ; onverbloemd ; onomwonden ; geschikt ; fair ; eerlijk ; cru ; billijk |
FAIR (Afkorting) | FAIR (Afkorting) |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `FAIR`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: aufrechtDE: aufrichtigDE: direktDE: ehrenwertDE: ehrlichDE: ernsthaftDE: feinDE: freigegebenDE: GeradeDE: geradeheraus