1. MWB
  2. Vertalen
  3. aufrecht (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • aufrecht > EN • aufrecht > ES • aufrecht > FR
Vertalingen aufrecht DE>NL

I aufrecht

bijv.naamw.
Uitspraak:  [ˈaufrɛçt]

1) gerade und senkrecht - rechtop
Wann hat der Mensch den aufrechten Gang gelernt? - Wanneer is de mens rechtop gaan lopen?

2) ehrlich, mutig - oprecht
eine aufrechte Kämpferin für die Menschenrechte - een oprechte vechter voor de mensenrechten


II aufrecht

bijwoord

1) deel van de uitdrukking: overeind
Sie konnte sich vor Erschöpfung kaum noch aufrecht halten. - Zij kon zich van uitputting nog amper staande houden.
Flaschen aufrecht lagern - flessen rechtop bewaren

2) deel van de uitdrukking: recht
aufrecht gehen / sitzen - rechtop gaan / zitten

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
aufrecht moedig ; stoutmoedig ; stout ; staand ; ronduit ; rechtopstaand ; rechtop ; overeind ; oprecht ; openlijk ; onverschrokken ; menens ; kloek ; heroïsch ; heldhaftig ; eerlijk ; echt ; dapper ; contemplatief ; hartelijk ; rechtop ; opgaand
Bronnen: interglot; Wiktionary; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `aufrecht`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: aufrechtstehend
DE: aufrichtig
DE: beherzt
DE: beschaulich
DE: brav
DE: direkt
DE: echt
DE: ehrlich
DE: entschieden
DE: entschlossen