Vertaal
Naar andere talen: • ernennen > ENernennen > ESernennen > FR
Vertalingen ernennen DE>NL

I ernennen

werkw.
Uitspraak:  [ɛɐˈnɛnən]

jemandem offiziell einen Posten / ein Amt geben - benoemen
Er ernannte sie zu seiner Nachfolgerin. - Hij benoemde haar tot zijn opvolgster.


II die Ernennung

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ɛɐˈnɛŋ]
Verbuigingen:  Ernennung , Ernennungen

deel van de uitdrukking: benoeming , benoeming

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
ernennen (ww.) afwegen (ww.) ; benoemen (ww.) ; beroepen (ww.) ; beschouwen (ww.) ; bestempelen (ww.) ; betitelen (ww.) ; een naam geven (ww.) ; in functie aanstellen (ww.) ; noemen (ww.) ; overdenken (ww.) ; overwegen (ww.) ; vernoemen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `ernennen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: annehmen
DE: anstellen
DE: aussetzen
DE: bedenken
DE: benennen
DE: Berufung einlegen
DE: beschauen
DE: beschäftigen
DE: betrachten
DE: einsetzen