Vertalingen Einpacken DE>NL
einpacken
werkw.
1) Dinge zum Transport in einen Behälter oder eine Hülle tun -
inpakken Weihnachtsgeschenke einpacken - kerstcadeautjes inpakken Hast du alle Gläser in die Kisten eingepackt? - Heb je alle glazen ingepakt in kisten? |
einpacken können (=aufgeben müssen) - wel in kunnen pakken
Wenn die andere Mannschaft wirklich so gut ist, können wir einpacken. - Als het andere elftal werkelijk zo goed is, dan kunnen wij wel inpakken.
|
2) zum Schutz vor Kälte dick anziehen oder in eine Decke wickeln -
inpakken Da es eiskalt war, hatte unsere Mutter uns warm eingepackt. - Omdat het ijskoud was moest onze moeder ons warm inpakken. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
einpacken (ww.) | omhullen (ww.) ; zakken (ww.) ; verstrikken (ww.) ; verpakken (ww.) ; vatten (ww.) ; vangen (ww.) ; uitzakken (ww.) ; uitbuiken (ww.) ; pakken (ww.) ; obsederen (ww.) ; klauwen (ww.) ; kelderen (ww.) ; kartonneren (ww.) ; inwikkelen (ww.) ; inpakken (ww.) ; grijpen (ww.) ; emballeren (ww.) |
Einpacken | inpakken |
Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Einpacken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abfangenDE: Abnormal intrigierenDE: abrutschenDE: aufwickelnDE: aus ZinkDE: ausbeutelnDE: auseinandergehenDE: ausspielenDE: ballenDE: bandagieren