Vertaal
Naar andere talen: • anbrechen > ENanbrechen > ESanbrechen > FR
Vertalingen anbrechen DE>NL

anbrechen

werkw.
Uitspraak:  anbrɛçən]

1) öffnen - aanbreken
Angebrochene Medikamente bald verbrauchen! - Aangebroken medicijnen moeten meteen worden gebruikt!

2) deel van de uitdrukking:
uitdrukking etw. bricht an

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
anbrechen (ww.) afbreken (ww.) ; beëindigen (ww.) ; forceren (ww.) ; ontbinden (ww.) ; opheffen (ww.) ; stukmaken (ww.) ; verbreken (ww.) ; verbrijzelen (ww.)
das Anbrechen aanbreken van de dag (znw.)
anbrechen aanbreken
Bronnen: interglot; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `anbrechen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abbrechen
DE: anfangen
DE: angehen
DE: aufknoten
DE: aufmachen
DE: auseinanderfasern
DE: ausfasern
DE: beenden
DE: beginnen
DE: brechen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: die Schüssel ist angebrochen NL: de schaal is gesprongen, heeft een barstje opgelopen
DE: bei anbrechendem Tage NL: bij het aanbreken van de dag