Vertalingen anbrechen DE>NL
anbrechen
werkw.
1) öffnen -
aanbreken Angebrochene Medikamente bald verbrauchen! - Aangebroken medicijnen moeten meteen worden gebruikt! |
2) deel van de uitdrukking: etw. bricht an (=etw. beginnt) - iets begint
Ein neuer Tag ist angebrochen. - Een nieuwe dag is aangebroken.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
anbrechen (ww.) | afbreken (ww.) ; beëindigen (ww.) ; forceren (ww.) ; ontbinden (ww.) ; opheffen (ww.) ; stukmaken (ww.) ; verbreken (ww.) ; verbrijzelen (ww.) |
das Anbrechen | aanbreken van de dag (znw.) |
anbrechen | aanbreken |
Bronnen: interglot; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `anbrechen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abbrechenDE: anfangenDE: angehenDE: aufknotenDE: aufmachenDE: auseinanderfasernDE: ausfasernDE: beendenDE: beginnenDE: brechenUitdrukkingen en gezegdes
DE: die Schüssel ist angebrochen
NL: de schaal is gesprongen, heeft een barstje opgelopenDE: bei
anbrechendem Tage
NL: bij het aanbreken van de dag