Vertalingen zeigen DE>NL
zeigen
werkw.
1) jemanden etw. sehen lassen -
tonen Zeigst du mir mal deine neuen Schuhe? - Laat je mij je nieuwe school eens zien? Das Foto zeigt meine Eltern an ihrem Hochzeitstag. - Op de foto waren mijn ouders te zien op hun trouwdag. |
2) jemandem etw. erklären und vorführen -
tonen Pass auf, ich zeige dir mal, wie man das macht. - Let op, ik laat je wel eens zien hoe je dat doet. |
3) eine Empfindung zum Ausdruck bringen -
tonen Er zeigte kein Interesse an dem Angebot. - Hij toonde geen interesse in het aanbod. Damit will er dir seine Liebe zeigen. - Daarmee wil hij je zijn liefde tonen. |
4) jds Aufmerksamkeit optisch in eine Richtung lenken -
wijzen Er zeigte mit dem Stock auf den Hund. - Hij wees met zijn stok naar de hond. Der Pfeil zeigte nach links. - De pijl wijst naar links. |
5) herauskommen und gesehen werden -
vertonen Der Star hat sich dem Publikum noch nicht gezeigt. - De ster is nog niet voor het publiek verschenen. An den Blumen zeigen sich bereits die ersten Knospen. - Aan de bloemen waren de eerste knoppen al zichtbaar. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
zeigen (ww.) | laten zien (ww.) ; voorleggen (ww.) ; vertonen (ww.) ; uitstallen (ww.) ; tentoonstellen (ww.) ; tentoonspreiden (ww.) ; te kijk lopen met (ww.) ; pronken (ww.) ; presenteren (ww.) ; pralen (ww.) ; offreren (ww.) ; laten blijken (ww.) ; geuren (ww.) ; getuigen van (ww.) ; exposeren (ww.) ; aanbieden (ww.) |
das Zeigen | het voordoen ; het tonen |
zeigen | aantonen ; zien ; wijzen ; aanwijzen |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `zeigen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: anbietenDE: andeutenDE: angebenDE: anzeigenDE: auffallenDE: aufführenDE: aufweisenDE: ausstellenDE: bedeutenDE: bekundenUitdrukkingen en gezegdes
DE: sich
zeigen
NL: zich vertonen NL: blijken