Vertalingen auffallen DE>NL
auffallen
werkw.
1) deel van de uitdrukking: jemand / etw. fällt auf (=jemand erregt Aufmerksamkeit) - opvallen
Er ist mal wieder unangenehm aufgefallen. - Hij is weer eens vervelend opgevallen.
|
2) deel van de uitdrukking: etw. fällt jemandem (an jemandem / etw.) auf (=jemand bemerkt etw. (an jemandem / etw.)) - opvallen
Ist Ihnen nichts Ungewöhnliches an ihm aufgefallen? - Is jullie niets ongewoons aan hem opgevallen?
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
auffallen (ww.) | afsteken (ww.) ; eruit springen (ww.) ; geuren (ww.) ; in het oog lopen (ww.) ; pralen (ww.) ; pronken (ww.) ; te kijk lopen met (ww.) ; uitspringen (ww.) ; uitsteken (ww.) |
das Auffallen | het opvallen |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `auffallen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: ausstechenDE: hinausragenDE: prahlenDE: prunkenDE: vorspringenDE: zeigenDE: zur Schau stellen