verstehen

werkw.

Uitspraak:

[fɛɐˈʃteːən]

1) mit dem Verstand den Sinn erfassen - begrijpen

Leider verstehe ich kein Französisch. - Helaas versta ik geen Frans. Verstehst du, was da zu tun ist? - Begrijp je wat er moet gebeuren?

2) mit den Ohren wahrnehmen und den Sinn erfassen - verstaan

Hier ist es so laut, ich kann dich kaum verstehen. - Er is hier zoveel kabaal dat ik je bijna niet kan verstaan.

3) in bestimmter Weise interpretieren - begrijpen

Da hast du mich völlig falsch verstanden. - Daarbij heb je mij helemaal verkeerd begrepen. Soll ich das als Kompliment oder als Kritik verstehen? - Moet ik dat zien als compliment of als kritiek?

etw. unter etw. verstehen (=ein Wort mit einer bestimmten Bedeutung verbinden) - iets verstaan Was versteht man unter Softwarepiraterie? - Wat verstaat men onder softwarepiraterij?

4) Verständnis für jemanden / etw. haben, ein Verhalten nachvollziehen können - begrijpen

Sie fühlt sich von ihrem Mann nicht verstanden. - Zij voelt zich niet begrepen door haar man. Ich kann seine Wut gut verstehen. - Ik kan zijn woede goed begrijpen.

5) das nötige Wissen, Können haben - beheersen

ein Künstler, der sein Handwerk versteht - een meester die zijn ambacht beheerst Er versteht es meisterhaft, andere zu begeistern. - Hij beheerst het meesterlijk om andere enthousiast te maken.

etwas / viel / wenig / nichts von etw. verstehen (=) - begrijpen Ich verstehe leider nichts von moderner Kunst. - Helaas begrijp ik niets van moderne kunst.

6) eine gute Beziehung zu jemandem haben - overweg kunnen

Verstehst du dich mit ihr? - Ligt zij jou? Wir haben uns noch nie verstanden. - Wij kunnen nog niet met elkaar overweg.

sich gut / schlecht mit jemandem verstehen (=) - goed / slecht op kunnen schieten

7) in bestimmter Weise zu interpretieren sein ^commercie - is zo bedoeld

Der Preis versteht sich inklusive Frühstück. - De prijs is inclusief het ontbijt.

etw. versteht sich von selbst (=etw. ist selbstverständlich) - vanzelfsprekend Es versteht sich von selbst, dass jeder für das Essen bezahlen muss. - Het is spreekt voor zich dat een ieder zelf voor het eten moet betalen.

© K Dictionaries Ltd.

verstehen (ww.)	beseffen (ww.) ; doorzien (ww.) ; doorzien hebben (ww.) ; inzien (ww.) ; met het verstand vatten (ww.) ; onderkennen (ww.) ; opvatten (ww.) ; realiseren (ww.) ; snappen (ww.) ; verstaan (ww.)
das Verstehen	het begrijpen ; het inzicht
verstehen	begrepen ; bevatten

Bronnen: interglot; Wikipedia




DE: auffassen
DE: Begreifen
DE: durchschauen
DE: einsehen
DE: erfassen
DE: erkennen
DE: fassen
DE: folgen
DE: hören
DE: kapieren

DE: sich verstehen NL: elkaar verstaan of begrijpen NL: met elkaar overweg kunnen
DE: sich verstehen auf NL: verstand hebben v.
DE: das versteht sich (von selbst) NL: dat is vanzelfsprekend
DE: die Preise verstehen sich netto Kasse NL: de prijzen zijn berekend à  contant zonder korting