I verwandeln

werkw.

Uitspraak:

[fɛɐˈvandəln]

1) zu etwas anderem werden lassen, verändern - veranderen

Wasserkraft in Elektrizität verwandeln - waterkracht omzetten in elektriciteit Seit der Scheidung fühlte sie sich wie verwandelt. - Sinds de scheiding voelde zij zich als een ander persoon.

2) in eine andere Gestalt verzaubern - veranderen

Die Hexe verwandelte ihn in einen Raben. - De heks veranderde in een raaf.

3) damit ein Tor erzielen ^sport - omzetten
4) zu etw. anderem werden, eine ganz andere Gestalt bekommen - veranderen

Das Haus hat sich durch die Renovierung völlig verwandelt. - Het huis is door de verbouwing compleet verandert.

II die Verwandlung

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[fɛɐˈvandlʊŋ]
Verbuigingen:	Verwandlung , Verwandlungen

deel van de uitdrukking: verandering , gedaanteverwisseling
© K Dictionaries Ltd.

verwandeln (ww.)	iets omdraaien (ww.) ; omkeren (ww.)
verwandeln	transformeren

Bron: interglot




DE: herumdrehen
DE: herumschwenken
DE: umdrehen
DE: umkehren
DE: umsetzen
DE: umstellen
DE: umwandeln
DE: umwenden
DE: verdrehen
DE: verkehren

DE: ich fühle mich wie verwandelt NL: ik voel me een gheel ander mens