stellen

werkw.

Uitspraak:

[ˈʃtɛlən]

1) etw. an einen Platz tun, wo es aufrecht steht - zetten

Blumen in eine Vase stellen - bloemen in een vaas zetten ein Buch wieder ins Regal stellen - een boek weer in de kast zetten

2) sich irgendwohin begeben und dort stehen - (gaan) staan

sich ans Fenster / auf einen Stuhl stellen - voor het raam / op een stoel gaan staan sich unter die Dusche stellen - onder de douche gaan staan sich auf die Zehenspitzen stellen - op de puntjes van zijn tenen gaan staan

3) deel van de uitdrukking:

etw. kalt / warm stellen (=etw. so aufbewahren, dass es kalt / warm bleibt) - iets koud / warm houden Getränke für die Party kalt stellen - drankjes voor het feest koud leggen

4) die Funktion eines Gerätes regulieren - (in)stellen

das Radio leiser stellen - de radio zachter zetten den Herd höher stellen - de verwarming hoger draaien

5) die Uhrzeit / Weckzeit richtig einstellen - zetten

Stell dir einen Wecker, damit du nicht verschläfst. - Zet je wekker zodat je je niet verslaapt.

6) an einen Ort bringen, um Tiere zu fangen - zetten
7) jemandem etw. (kostenlos) geben, damit er es verwenden kann - ter beschikking stellen

Die benötigten Materialien werden vom Kursleiter gestellt. - De benodigde materialen werden door de cursusleider ter beschikking gesteld.

8) künstlich arrangieren - in scene zetten

Das Bild wirkt gestellt. - De foto lijkt in scene gezet.

9) auf der Flucht einholen und dazu zwingen, stehen zu bleiben - aanhouden
10) deel van de uitdrukking:

sich (der Polizei) stellen (=sich der Polizei ausliefern) - zich bij de politie aangeven

sich einer Aufgabe / seinen Problemen / ... stellen (=nicht versuchen, vor etw. wegzulaufen) - een opdracht / problemen niet uit de weg gaan

11) deel van de uitdrukking:

sich krank / schlafend / ... stellen (=vortäuschen, dass man krank ist / schläft / ...) - doen alsof men ziek is / of slaapt

sich dumm stellen (=so tun, als würde man etw. nicht verstehen oder nichts von etw. wissen) - zich dom houden

12) eine Aktion ausführen - indienen

einen Antrag stellen - een aanvraag indienen Forderungen stellen - eisen indienen (jdm) eine Frage stellen - (aan iemand) een vraag beantwoorden

13) deel van de uitdrukking:

auf sich selbst gestellt sein (=keine Hilfe von anderen bekommen) - op zichzelf aangewezen zijn

besser / gut / schlecht gestellt sein (=in einer besseren / guten / schlechten finanziellen Lage sein) - financieel beter / goed / slecht gesteld zijn

© K Dictionaries Ltd.

stellen (ww.)	deponeren (ww.) ; doen (ww.) ; leggen (ww.) ; neerleggen (ww.) ; neerzetten (ww.) ; onderuit halen (ww.) ; plaatsen (ww.) ; posten (ww.) ; posteren (ww.) ; stationeren (ww.) ; stellen (ww.) ; vragen (ww.) ; zetten (ww.)
stellen	indienen

Bronnen: interglot; Wikipedia; Trueterm




DE: ablegen
DE: abstellen
DE: abstreifen
DE: anbringen
DE: aufstellen
DE: austreiben
DE: beisetzen
DE: betten
DE: deponieren
DE: einordnen

DE: etwas in Abrede stellen NL: iets loochenen, iets ontkennen
DE: einem ein Bein stellen NL: iemand een beentje lichten
DE: etwas zur Aussprache stellen NL: iets in bespreking brengen
DE: einen Antrag stellen NL: een voorstel, een motie indienen
DE: ein Gesuch stellen NL: een verzoek indienen
DE: etwas unter Strafe stellen NL: iets strafbaar stellen
DE: gestellt sein NL: erbij staan, zich in de toestand bevinden
DE: gut gestellt sein NL: in goede doen zijn
DE: sich stellen NL: gaan staan NL: opkomen, zich melden
DE: sich taub stellen NL: doen alsof men doof is
DE: der Preis stellt sich auf DM 4 NL: de prijs komt op 4 mark