Vertalingen Rasseln DE>NL
rasseln
werkw.
1) metallisch klingende Geräusche machen -
rammelen Die Gefangenen rasselten mit ihren Ketten. - De gevangenen rammelden met hun kettingen. Der Kranke atmete rasselnd. - De zieke ademde rochelend. |
2) deel van de uitdrukking: durch eine Prüfung rasseln (=durchfallen) - zakken
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
rasseln (ww.) | aanmodderen (ww.) ; de trom roeren (ww.) ; kletteren (ww.) ; prutsen (ww.) ; rammelen (ww.) ; reutelen (ww.) ; rochelen (ww.) ; roffelen (ww.) ; trommelen (ww.) |
Rasseln | gerammel ; gereutel ; ratelen |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Rasseln`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: baggernDE: bastelnDE: einenWirbelschlagenDE: fummelnDE: hackenDE: herumdokternDE: herumfingernDE: herumpfuschenDE: hinkenDE: klappern