Vertalingen Salz DE>NL
I das Salz
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [zalʦ] |
Verbuigingen: | Salzes , Salze |
1) weißes Gewürz, das wie Meerwasser schmeckt culinair -
zout An der Suppe fehlt eine Prise Salz. - De soep ontbrak het aan een snufje zout. Salzgebäck - hartige snack Salzkartoffeln - gekookte aardappelen |
jemandem Salz in die Wunde reiben (=jds schlechte Lage noch unangenehmer machen) - zout in de wonden wrijven
|
2) chemische Verbindungen von Säuren scheikunde -
zout II salzen
werkw.
mit Salz würzen culinair -
zouten Das Essen ist zu stark gesalzen. - Het eten is te zout. |
III salzig
bijv.naamw.
deel van de uitdrukking: zoutig Die Suppe ist mir zu salzig. - De soep is voor mij te zout. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
das Salz | het keukenzout ; het zout |
Salz | NaCl ; zout ; zouten |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Omegawiki.org
Voorbeeldzinnen met `Salz`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: KochsalzDE: MeersalzDE: Tafelsalz