Vertaal
Naar andere talen: • Heil > ENHeil > ESHeil > FR
Vertalingen Heil DE>NL

heil

bijv.naamw.
Uitspraak:  [hail]

1) ohne Probleme, Schäden oder Konflikte - een wereld zonder problemen

2) ohne Verletzung - (heel)huids
einen Unfall heil überstehen - een ongeval heelhuids overleven

3) wieder gesund - genezen
Kann der Arzt das Bein wieder heil machen? - Kan de dokter het been weer genezen?

4) nicht beschädigt - heel
Glücklicherweise ist die Vase heil geblieben. - Gelukkig is de vaas heel gebleven.
uitdrukking etw. heil machen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
das Heilde zegening (v) ; het zegenen ; de zegen (m) ; de zaligheid (v) ; het welzijn ; de voorspoed (m) ; het heil ; gezegende toestand (znw.)
Heil ongebruikt ; ongeopend ; blakend ; onaangetast ; onaangeroerd ; onaangebroken ; intact ; heel ; gezond ; getraind ; gaaf ; fit
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `Heil`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Erfolg
DE: fehlerfrei
DE: finanzstark
DE: fit
DE: freistehend
DE: frisch
DE: ganz
DE: ganz und gar
DE: gedeihen
DE: gelassen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: im Jahre des Heils NL: in het jaar onzes Heren