Funktionieren

Vertalingen Funktionieren DE>NL

werkw.

Uitspraak:

[fʊŋktsjoˈniːrən]

1) seine Aufgabe, Funktion erfüllen - werken

Das Handy funktioniert nicht mehr richtig. - Het mobieltje werkt niet meer goed.

2) auf bestimmte Weise geschehen - werken

Wie funktioniert Gedächtnistraining? - Hoe werkt de geheugentraining?

3) ohne Probleme geschehen, Erfolg haben - lukken

Hat dein Trick funktioniert? - Is je truc gelukt?

Overige bronnen

funktionieren (ww.)	dienst doen (ww.) ; handelen (ww.) ; leven (ww.) ; manipuleren (ww.) ; opereren (ww.) ; optreden (ww.) ; procederen (ww.) ; te werk gaan (ww.)
das Funktionieren	het functioneren ; het werken ; de werking

Bron: interglot

Voorbeeldzinnen met `Funktionieren`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: arbeiten
DE: drehen
DE: gehen
DE: handeln
DE: laufen
DE: leisten
DE: machen
DE: schaffen
DE: schieben
DE: treiben

funktionieren