Vertaal
Naar andere talen: • Schieben > ENSchieben > ESSchieben > FR
Vertalingen Schieben DE>NL

schieben

werkw.
Uitspraak:  ʃiːbən]

1) etw. / jemanden durch Drücken wegbewegen - schuiven
einen Tisch zur Seite schieben - een tafel aan de kant schuiven
eine Pizza in den Ofen schieben - een pizza de oven inschuiven
vom Fahrrad absteigen und schieben - van de fiets afstappen en duwen
Schiebetür - schuifdeur

2) deel van de uitdrukking:
uitdrukking sich irgendwohin schieben

3) deel van de uitdrukking:
uitdrukking etw. auf jemanden / etw. schieben
uitdrukking etw. (weit) von sich schieben

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
schieben (ww.) karren (ww.) ; zwart verhandelen (ww.) ; voortschuiven (ww.) ; stoten (ww.) ; schuiven (ww.) ; presteren (ww.) ; porren (ww.) ; kruien (ww.) ; knorrend geluid maken (ww.) ; knorren (ww.) ; functioneren (ww.) ; een prestatie leveren (ww.) ; een por geven (ww.) ; duwen (ww.) ; dringen (ww.) ; aanduwen (ww.)
Schieben schrikbeweging ; voortrollen ; terugzetten
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `Schieben`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abschieben
DE: abwälzen
DE: brodeln
DE: brummeln
DE: brummen
DE: brutzeln
DE: dringen
DE: eine Leistung lieferen
DE: fahren
DE: funktionieren

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: Kohldampf schieben NL: (spreektaal) honger lijden
DE: Wache schieben NL: (spreektaal) wacht kloppen