Vertalingen Treiben DE>NL
treiben
werkw.
1) zwingen, sich in eine bestimmte Richtung zu bewegen -
drijven Die Hirten trieben die Schafe in den Stall. - De herders dreven de schapen in de stal. Sträflinge in ein Lager treiben - gevangenen in een kamp drijven |
2) jemanden in einen unangenehmen Zustand bringen -
brengen jemanden zur Verzweiflung treiben - iemand tot wanhoop drijven Du treibst mich mit deiner ewigen Nörgelei noch in den Wahnsinn! - Jij drijft me met je eeuwige gezeur tot wanhoop! |
3) dazu drängen, etw. (auf bestimmte Weise) zu tun -
drijven Was hat ihn nur dazu getrieben, sich das Leben zu nehmen? - Wat heeft haar daartoe gedreven om zich van het leven te beroven? |
4) seine Zeit mit einer Beschäftigung verbringen -
bedrijven regelmäßig Sport treiben - regelmatig sport bedrijven mit jemandem Handel treiben - met iemand handel bedrijven Na, was habt ihr am Wochenende so getrieben? - Nou, wat hebben jullie zoal gedaan in het weekeinde? |
5) etw. mit sich bewegen -
drijven Der Wind hatte das Boot ans andere Ufer getrieben. - De wind had de boot naar de andere oever gedreven. Wir ließen uns von der Strömung treiben. - Wij lieten ons op de stroming drijven. |
6) bewegt oder getragen werden -
drijven Was treibt denn da auf dem / im Wasser? - Wat drijft daar dan op / in het water? |
7) etw. irgendwohin gelangen, irgendwo entstehen lassen -
drijven den Nagel mit einem einzigen Schlag ins Holz treiben - de spijker met een enkele slag in het hout slaan Der Fahrtwind trieb mir Tränen in die Augen. - Door de rijwind kreeg ik tranen in mijn ogen. Die rege Nachfrage hat die Preise in die Höhe getrieben. - De grote vraag heeft de prijs de hoogte in gestuwd. |
etw. zu weit treiben (=so übertreiben, dass es negative Folgen hat) - iets overdrijven
|
8) Blüten oder Blätter entwickeln -
bloeien Die Kirschbäume treiben dieses Jahr früh. - De kersenbomen bloeien vroeg dit jaar. |
9) deel van de uitdrukking: es mit jemandem treiben (=Sex haben) - seks bedrijven
Meinst du, sie treiben es miteinander? - Bedoel je dat ze het met elkaar doen?
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
treiben (ww.) | planten (ww.) ; fokken (ww.) ; functioneren (ww.) ; gaan staan (ww.) ; genereren (ww.) ; handelen (ww.) ; kweken (ww.) ; lenen (ww.) ; loskrijgen (ww.) ; losmaken (ww.) ; lostornen (ww.) ; omhoogrijzen (ww.) ; ontlenen (ww.) ; opkweken (ww.) ; opstaan (ww.) ; per ongeluk doen (ww.) ; doen (ww.) ; plegen (ww.) ; procreëren (ww.) ; rijzen (ww.) ; samendrijven (ww.) ; telen (ww.) ; tornen (ww.) ; uithalen (ww.) ; uitoefenen (ww.) ; uitrichten (ww.) ; uitspoken (ww.) ; uittrekken (ww.) ; uitvoeren (ww.) ; verbouwen (ww.) ; verrichten (ww.) ; voortbrengen (ww.) ; de liefde bedrijven (ww.) ; beoefenen (ww.) ; begaan (ww.) ; aanplanten (ww.) ; aankweken (ww.) |
das Treiben | grote menigte (znw.) ; de activiteit (v) ; de bedrijvigheid (v) ; de deining (v) ; drijven (ww.) ; de klopjacht ; kouwe drukte (znw.) ; de roerigheid (v) ; rommelig gedoe (znw.) ; de razzia ; de schommeling (v) ; veel mensen (znw.) ; de wiegeling (v) ; de zeegang (m) |
Treiben | blazen ; botten ; cuppelleren ; drift ; drijven ; forceren ; rekken met wigzadel ; uitbotten ; vee drijven ; vervroegen ; zwellen ; afdrijven |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Treiben`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abhebenDE: AbkoppelnDE: AbtrennenDE: anbauenDE: andrehenDE: anfeuernDE: AngriffDE: AnpflanzenDE: anregenDE: anreizenUitdrukkingen en gezegdes
DE: Allotria
treiben
NL: gekheid uithalenDE: Aufwand
treiben
NL: duur levenDE: Blüten
treiben
NL: in bloei komenDE: ein Gewerbe
treiben
NL: een bedrijf uitoefenenDE: Knospen
treiben
NL: knoppen krijgen, in de knop schietenDE: Luxus
treiben
NL: in weelde levenDE: zu Paaren
treiben
NL: op de vlucht drijven, eronder krijgenDE: Possen
treiben
NL: grappen uithalenDE: seinen Scherz
treiben
NL: grappen makenDE: sein Spiel
treiben
NL: zijn spel spelenDE: Unfug
treiben
NL: zich onbehoorlijk gedragen, lummelachtigheden uithalenDE: es zu toll
treiben
NL: het te bont makenDE: sein Unwesen, Wesen
treiben
NL: huishouden, te keer gaanDE: Wucher
treiben
NL: woekerenDE: Wurzeln
treiben
NL: wortel schietenDE: dummes Zeug
treiben
NL: onzin uithalenDE: was treibt er doch immer?
NL: wat voert hij toch altijd uit?DE: der Strauch treibt schon
NL: de struik loopt al uitDE: er wird es nicht lange mehr
treiben
NL: