35 vertalingen voor het dialectwoord `hennig`

1. Hennig = Knap (Heusdens)
2. Hennig = Tamelijk (Heusdens)
3. hennig = handig (Westels)
4. hennig = behoorlijk (Neerpelts)
5. hennig = behoorlijk (Overpelts)
6. hennig = gemakkelijk (Neerpelts)
7. hennig = gemakkelijk (Overpelts)
8. hennig = gemakkelijk (Achels)
9. hênnig = handig (Bilzers)
10. hennig = handig (Lommels)
11. hennig = handig (Schulens)
12. hennig = handig (Riemsts)
13. hênnig = handvaardig (Bilzers)
14. hennig = knap (Overpelts)
15. hennig = makkelijk (Neerpelts)
16. hennig = redelijk (Bilzers)
17. hennig = redelijk (bn) (Achels)
18. hennig = redelijk (in de zin van bv. "redelijk moeilijk") (Achels)
19. hênnig = vaardig (Bilzers)
20. hennig = bijdehand (Opglabbeeks)
21. hennig = gemakkelijk (Opglabbeeks)
22. hennig = goeduitziend (Vlijtingens)
23. hennig = handig (Heppens)
24. hennig = handig (Stals)
25. hênnig = handig (Munsterbilzen - Minsters)
26. hennig = makkelijk (Munsterbilzen - Minsters)
27. hennig = behoorlijk (Munsterbilzen - Minsters)
28. Hennig = Gemakkelijk, prakitisch (Spalbeeks)
29. hennig = hups makkelijk (diepenbeeks)
30. hennig = handig, behendig (Genker)
31. hennig = gemakkelijk (Hamonter)
32. Hènnig = Makkelijk (Zurriks)
33. hênnig = vaardig (Budels)
34. hennig = handig (Waanroods)
35. hennig = praktisch (Waanroods)