zelfst.naamw.
Is er iemand thuis? - Y a-t-il quelqu'un? niemand thuis treffen - trouver porte close |
je ergens thuis voelen (=je ergens op je gemak voelen) - se sentir dans son élément / à l'aise
|
doen alsof je thuis bent (=het jezelf gemakkelijk maken) - faire comme chez soi
|
nog thuis wonen (=als volwassene nog bij je ouders wonen) - encore habiter chez ses parents
|
niet thuis geven (=niet reageren) - faire la sourde oreille
|
Hou je handen thuis! (=niet aankomen) - Bas les pattes!
|
Samen uit, samen thuis. (=waar je samen aan begint, moet je ook samen afmaken) - Une fois qu'on s'est engagés ensemble, il faut aller jusqu'au bout ensemble.
|