Vertalingen feest NL>FR
het feest
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [fest] |
Verbuigingen: | -en (meerv.) |
1) bijeenkomst om een vrolijke gebeurtenis te vieren -
fête (la ~) een feestje voor je verjaardag geven - donner een fête pour son anniversaire |
een feestje houden/bouwen (=een feestje organiseren) - organiser/préparer une fête
|
Het is niet alle dagen feest. (=alles is niet altijd even makkelijk of leuk) - Ce n'est pas tous les jours fête.
|
Dat feest gaat niet door. (=dat gaat absoluut niet gebeuren) - Il n'en est pas question.
|
2) (jaarlijkse) herdenking van een vrolijke of bijzondere gebeurtenis -
fête (la ~) Sinterklaasfeest - fête de Saint-Nicolas Pasen is een belangrijk christelijk feest. - Pâques est une fête chrétienne importante. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
het feest | boum (znw.) ; célébration (v) ; cérémonie (v) ; festival (m) ; festivité (v) ; fête (v) ; partie (v) ; party (v) ; soirée (v) |
feest | c'est la fête |
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `feest`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: ceremonieNL: eventNL: feestelijkheidNL: festijnNL: festivalNL: festiviteitNL: fuifNL: naamdagNL: partijNL: partijtjeUitdrukkingen en gezegdes
NL: feest vieren
FR: célébrer une fête