de partij

zelfst.naamw. (v.)

Uitspraak:	[pɑrˈtɛi]
Verbuigingen:	-en (meerv.)

1) persoon of groep met een bepaald belang in relatie tot een andere persoon of groep - partie (la ~)

de strijdende partijen - les parties combattantes partijen komen overeen dat... - les parties conviennent que...

partij kiezen voor iemand (=(in een conflict) iemand steunen) - prendre parti pour quelqu'un

2) politieke vereniging - parti (le ~)

de christelijke partijen - les partis chrétiens socialistische partij - parti socialiste

3) wedstrijd ^sport - partie (la ~)

een partijtje tafeltennis - une partie de tennis de table schaakpartij - partie d'échecs

4) feest - fête (la ~)

kinderpartijtje - fête pour les enfants Het kasteeltje is te huur voor feesten en partijen. - Le château est à louer pour des fêtes, des soirées, des mariages etc.

5) deel van de uitdrukking: -

van de partij zijn (=aanwezig zijn of meedoen) - être de la partie / de la fête

[pɑrˈtɛi]
[mv: partijen]

1 persoon of groep met een bepaald belang in relatie tot een andere persoon of groep - partie (la ~(v))

  `de strijdende partijen`
  les parties combattantes

  `partijen komen overeen dat...`
  les parties conviennent que...

  partij kiezen voor iemand
   (= (in een conflict) iemand steunen) - prendre parti pour quelqu'un



2 politieke vereniging - parti (le ~(m))

  `de christelijke partijen`
  les partis chrétiens

  `socialistische partij`
  parti socialiste



3 [Sport]"/>wedstrijd - partie (la ~(v))

  `een partijtje tafeltennis`
  une partie de tennis de table

  `schaakpartij`
  partie d'échecs



4 feest - fête (la ~(v))

  `kinderpartijtje`
  fête pour les enfants

  `Het kasteeltje is te huur voor feesten en partijen.`
  Le château est à louer pour des fêtes, des soirées, des mariages etc.



5
  van de partij zijn
aanwezig zijn of meedoen - être de la partie / de la fête


© K Dictionaries Ltd.

de partij (v)	faction (v) ; sphère (v) ; soirée (v) ; rencontre (v) ; quantité (v) ; partie (v) ; parti politique (m) ; match de football (m) ; match (m) ; lot (m) ; jeu (m) ; groupe (m) ; gang (m) ; fête (v) ; équipe (v) ; course (v) ; concours (m) ; compétition (v) ; cercle (m)
partij	État partie ; partie intéressée ; partie à l'instance ; partie ; le parti ; parti ; lote ; lot

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; ICT-Woordenboek




NL: belanghebbende
NL: bepaalde hoeveelheid
NL: bepaalhoeveelheid
NL: concours
NL: factie
NL: feest
NL: festijn
NL: festiviteit
NL: fuif
NL: groep

NL: zij is een goede partij FR: elle est un bon parti
NL: een passende partij FR: un parti sortable
NL: de wijste partij kiezen door FR: prendre le bon parti de
NL: de partijen staan niet gelijk FR: la partie n'est pas égale
NL: iemands partij kiezen FR: prendre le parti de quelqu'un
NL: zich partij stellen FR: se constituer partie
NL: partij trekken van FR: tirer parti de, profiter de
NL: tussen de partij en doorzeilen FR: nager entre deux partis
NL: ook van de partij zijn FR: être de la partie
NL: onverschillig tot welke partij ze behoren FR: quel que soit leur bord