Vertaal
Naar andere talen: • maken > DEmaken > ENmaken > ES
Vertalingen maken NL>FR

maken

werkw.
Uitspraak:  ['makə(n)]
Verbuigingen:  maakte (verl.tijd ) heeft gemaakt (volt.deelw.)

1) (iets dat nog niet bestond) laten ontstaan - faire
een tekening maken - faire un dessin
winst maken - faire des bénéfices
veel lawaai maken - faire beaucoup de bruit

2) (iets dat kapot is) zorgen dat het weer heel is - réparer
De klok is weer gemaakt. - La pendule est réparée / fonctionne de nouveau.

3) deel van de uitdrukking: -
uitdrukking het gemaakt hebben
uitdrukking je hebt het ernaar gemaakt
uitdrukking
uitdrukking Dat kun je niet maken!
uitdrukking te maken hebben met iets of iemand

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
maken (ww.) pistonner (ww.) ; détériorer (ww.) ; effrayer (ww.) ; éviter (ww.) ; fabriquer (ww.) ; faire (ww.) ; former (ww.) ; lisser (ww.) ; modeler (ww.) ; mouler (ww.) ; créer (ww.) ; produire (ww.) ; raccommoder (ww.) ; railler (ww.) ; reconstituer (ww.) ; redouter (ww.) ; rendre superflu (ww.) ; renouveler (ww.) ; restaurer (ww.) ; construire (ww.) ; confectionner (ww.) ; concevoir (ww.) ; bafouer (ww.)
het maken production (v) ; la préparation ; fabrication (v) ; confection (v)
maken mettre ; engager ; opérer ; prendre ; prévoir ; réaliser ; rendre ; réparer ; schrijven ; sortir ; tromper
Bronnen: interglot; Wikipedia; ICT-Woordenboek


Voorbeeldzinnen met `maken`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aanmaken
NL: creëren
NL: doen
NL: fabricage
NL: fabriceren
NL: fiksen
NL: goedmaken
NL: halen
NL: herstellen
NL: in het leven roepen

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: dat maakt 5 gulden FR: ça fait cinq florins
NL: hij heeft het er naar gemaakt FR: il ne l'a pas volé
NL: iets erger maken dan het is FR: voir tout en mal
NL: het te erg maken FR: aller trop loin
NL: het goed maken FR: être en bonne santé
NL: iets met iemand goed te maken hebben FR: avoir qc à  réparer envers quelqu'un
NL: groter maken FR: agrandir
NL: hoe maakt u het FR: comment allez-vous
NL: dat maakt niets FR: ça ne fait rien
NL: hij kan me niets maken FR: il ne peut rien contre moi
NL: je hebt hier niets te maken FR: vous n'avez rien à  faire ici
NL: te maken hebben met FR: avoir affaire à 
NL: jij hebt daar niets mee te maken FR: vous n'avez rien à  voir là -dedans
NL: dat heeft daarmee niets te maken FR: cela n'a aucun rapport
NL: ik weet niet wat ik daarvan moet maken FR: je ne m'explique pas cela
NL: als ik (jij etc.) te maken krijg(t) met FR: devant
NL: wat heeft hij daarmee te maken? FR: qu'est-ce que vous voulez que cela lui fasse?
NL: wat heeft dat ermee te maken? FR: je ne vois pas le rapport
NL: we moeten ervan maken wat ervan te maken is FR: il faut en tirer le meilleur parti