werkw.
het gemaakt hebben (=veel succes hebben) - ser un éxito
|
je hebt het ernaar gemaakt (=het komt door je eigen gedrag (dat er iets vervelends gebeurt)) - te lo has buscado
|
(=<begroeting>) - ¿Cómo está usted?
|
Dat kun je niet maken! (=dat is niet zoals het hoort, dat is onbeleefd) - ¡No puedes hacer eso!
|
te maken hebben met iets of iemand (=met iemand iets samen moeten doen of van iemand afhankelijk zijn) - tratar con algo o alguien
We hadden met een erg onervaren onderhandelaar te maken. - Tratamos con un intermediario con muy poca experiencia.
|