Vertaal
Naar andere talen: • losbreken > DElosbreken > ENlosbreken > ES
Vertalingen losbreken NL>FR
losbreken (ww.) enfoncer (ww.) ; forcer (ww.) ; fuir (ww.) ; ouvrir brusquement (ww.) ; s'en aller (ww.) ; s'enfuir (ww.) ; se sauver (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `losbreken`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: afscheiden
NL: kraken
NL: losbarsten
NL: openbreken
NL: uitbreken
NL: zich met geweld losbreken