Vertalingen knopen NL>FR
knopen
werkw.
Uitspraak: | [ˈknopə(n)] |
Verbuigingen: | knoopte (verl.tijd ) heeft geknoopt (volt.deelw.) |
met een knoop vastmaken -
nouer leren hoe je de veters van je schoenen moet knopen - apprendre comment nouer les lacets de ses chaussures twee touwtjes aan elkaar knopen - nouer deux bouts de ficelle |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
knopen (ww.) | attacher ensemble (ww.) ; boutonner (ww.) ; ficeler (ww.) ; garrotter (ww.) ; lier ensemble (ww.) ; ligoter (ww.) ; nouer (ww.) ; nouer ensemble (ww.) ; rattacher (ww.) ; relier (ww.) |
het knopen | noeuds (m) |
de knopen | le bouton |
knopen | noeuds |
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `knopen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aan elkaar bindenNL: aan elkaar knopenNL: bevestigenNL: bindenNL: knevelenNL: samenknopenNL: strikkenNL: vastbindenNL: vastknopenNL: vastmakenUitdrukkingen en gezegdes
NL: zich iets in het oor
knopen
FR: se tenir qc pour ditNL: het
knopen
FR: le nouement