de draad (m)	corde (v) ; cordon (m) ; fil (m) ; fil de suture (m) ; filet (m)
draad	ame(de l'électrode) ; bout ; câble ; le câble ; fil ; fil de nuque ; fil de sortie ; filet ; filetage ; passe

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; ICT-Woordenboek




NL: garen
NL: hechtdraad
NL: kabel
NL: koord
NL: rijgsnoer
NL: spinsel

NL: een draad insteken FR: enfiler une aiguille
NL: tot op de draad versleten FR: usé jusqu'à  la corde
NL: tegen de draad FR: à  contre-fil
NL: voor de draad komen FR: s'expliquer
NL: alle dagen een draadje, is een hemdsmouw in het jaar FR: petit à  petit l'oiseau fait son nid