Vertalingen knevelen NL>FR
knevelen (ww.) | attacher (ww.) ; bâillonner (ww.) ; ficeler (ww.) ; fixer (ww.) ; garrotter (ww.) ; lier (ww.) ; ligoter (ww.) ; nouer (ww.) ; relier (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `knevelen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bindenNL: knechtenNL: knopenNL: strikkenNL: vastbindenNL: vastmaken