Vertalingen knevelen NL>DE
knevelen (ww.) | den Mund verbieten (ww.) ; erpressen (ww.) ; fesseln (ww.) ; knebeln (ww.) |
knevelen (werkw.) | knebeln |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Wiktionary
Voorbeeldzinnen met `knevelen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bindenNL: knechtenNL: knopenNL: strikkenNL: vastbindenNL: vastmaken