Uitspraak: | [ˈhɑŋə(n)] |
Verbuigingen: | hing (verl.tijd ) heeft gehangen (volt.deelw.) |
De lamp hangt laag boven de tafel. - Le lustre est près de la table. Ik heb een foto van mijn idool aan de muur gehangen. - J'ai accroché une photo de mon idole au mur. |
je hoofd laten hangen als je somber bent - pencher la tête quand on est morose De planten in de tuin hangen door te weinig water. - Les plantes du jardin laissent tomber leurs têtes parce qu'elles ont besoin d'eau / elles ont soif. van moeheid in je stoel hangen - fatigué, être affalé dans sa chaise |
![]() (=met zeer grote moeite) - à grand-peine met hangen en wurgen slagen voor je examen - réussir son examen à gand-peine |
![]() (=onzeker zijn) - être incertain Het hangt erom of we met vakantie kunnen. - Il n'est pas certain que nous partirons en vacances. |