Vertalingen afkrijgen NL>FR
afkrijgen (ww.) | accomplir (ww.) ; achever (ww.) ; conclure (ww.) ; effectuer (ww.) ; executer (ww.) ; faire (ww.) ; finir (ww.) ; parachever (ww.) ; parfaire (ww.) ; prendre fin (ww.) ; s'achever (ww.) ; s'acquitter de (ww.) ; se terminer (ww.) ; supprimer (ww.) ; terminer (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `afkrijgen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afmakenNL: afrondenNL: afwerkenNL: beëindigenNL: completerenNL: een einde maken aanNL: klaarkrijgenNL: klaarmakenNL: volbrengenNL: volmakenUitdrukkingen en gezegdes
NL: iets van de tafel
afkrijgen
FR: prendre qc sur la table