Vertalingen afkrijgen NL>DE
afkrijgen (ww.) | abmachen (ww.) ; erledigen (ww.) ; fertig bringen (ww.) |
het afkrijgen | das Abkriegen ; das Beenden |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `afkrijgen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afmakenNL: afrondenNL: afwerkenNL: beëindigenNL: completerenNL: een einde maken aanNL: klaarkrijgenNL: klaarmakenNL: volbrengenNL: volmakenUitdrukkingen en gezegdes
NL: (ik kan er de verf niet)
afkrijgen
DE: abbekommenNL: (ik kan hem niet van die vriend)
afkrijgen
DE: abbringenNL: (ik kon niets van de prijs)
afkrijgen
DE: abhandeln