Vertalingen zeggen NL>FR
[ˈzɛxə(n)] [vvt: heeft gezegd]1 met woorden informeren - dire
`ja zeggen`
dire oui
`Hij heeft gezegd dat hij morgen zal terugbellen.`
Il a dit qu'il rappellera demain.
Het Burgerlijke Wetboek zegt hierover ...
(= in het Burgerlijk Wetboek staat hierover ...) - Dans le Code civil on peut lire à ce propos...
eerlijk gezegd
(= <met deze woorden verzacht je een beetje dat je iemand iets onaangenaams gaat zeggen>) - à vrai dire
Dat mag je wel zeggen!
(= inderdaad) - Je ne te le fais pas dire!
Daar is veel voor te zeggen.
(= dat is een goed idee) - Ce n'est pas une mauvaise idée.
Ik heb het hier voor het zeggen.
(= ik ben hier de baas) - C'est moi qui ai le dernier mot ici.
Zeg dat wel!
(= inderdaad) - Je ne te fais pas dire!
Net wat je zegt!
(= inderdaad) - C'est tout à fait ça!
Dat moet ik zeggen.
(= dat moet ik erkennen) - Je dois l'avouer.
Wie zal het zeggen?
(= dat weet niemand) - Qui sait?
Laten we zeggen: tien uur.
(= laten we uitgaan van tien uur) - Disons: dix heures.
Ik zeg maar zo, ik zeg maar niks.
(= <hiermee zeg je dat je geen commentaar wil leveren>) - Comme on dit à la télé: pas de commentaire.
iets niet te hard zeggen
(= iets niet te stellig beweren) - prendre des précautions oratoires
Zeggen en doen zijn twee.
(= je kunt iets wel zeggen, maar het doen is lastiger) - Il y a loin du dire au faire.
2 een bepaalde betekenis hebben - dire - signifier
`Wat wil dat zeggen?`
Qu'est-ce cela veut dire?
`Dat zegt niets.`
Cela ne veut rien dire.
Dat zegt heel wat.
(= dat is van grote betekenis) - Cela veut dire beaucoup.
Die politicus zegt mij niets.
(= die politicus ken ik niet) - Cet homme politique m'est totalement inconnu.
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
zeggen (ww.) | aborder (ww.) ; apprendre (ww.) ; communiquer (ww.) ; dire (ww.) ; expliquer (ww.) ; prendre d'assaut (ww.) ; raconter (ww.) ; s'achever (ww.) |
zeggen | annoncer ; déclarer ; lancer ; préciser ; prétendre ; souligner |
Bronnen: interglot; Wikipedia; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `zeggen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aanmerkenNL: aannemenNL: beduidenNL: belovenNL: beschrijvenNL: bevelenNL: bewust makenNL: informerenNL: kennisgeven vanNL: mededelenUitdrukkingen en gezegdes
NL: zegge f 200.-
FR: soit 200 flsNL: beter gezegd
FR: pour mieux direNL: eerlijk gezegd
FR: à vrai direNL: laat je dat gezegd zijn
FR: tenez-vous le pour ditNL: onder ons gezegd
FR: soit dit entre nousNL: zo terloops gezegd
FR: soit dit en passantNL: zo gezegd, zo gedaan
FR: aussitôt dit, aussitôt faitNL: naar men zegt
FR: à ce qu'on ditNL: dat zegt men niet
FR: cela ne se dit pasNL: zegt u dat wel
FR: c'est le cas de le direNL: dat kan ik u niet
zeggen
FR: je ne saurais vous le direNL: dat laat ik me niet
zeggen
FR: je protesteNL: dat wil dus
zeggen dat ...?
FR: est-ce à dire que ...?NL: je zou
zeggen dat het suiker was
FR: on dirait du sucreNL: hoe kunt u het
zeggen?
FR: pouvez-vous dire?NL: daar zeg je zo iets
FR: c'est une idéeNL: jij hebt hier niets te
zeggen
FR: vous n'avez pas d'ordres à donner iciNL: dat wil zo veel
zeggen als dat
FR: cela revient à dire queNL: dat zegt wat
FR: cela en dit longNL: wat ik
zeggen wil
FR: à proposNL: dat wil wat
zeggen
FR: c'est beaucoup direNL: om zo te
zeggen
FR: