Vertalingen snijden NL>FR
snijden
werkw.
Uitspraak: | [ˈsnɛidə(n)] |
Verbuigingen: | sneed (verl.tijd ) heeft gesneden (volt.deelw.) |
1) een snee (1) maken (in iets), of (iets) in stukken delen met een mes of ander scherp voorwerp -
couper je in je vinger snijden als je een appel schilt - se couper le doigt en épluchant une pomme brood snijden - couper du pain de cake in plakken snijden - couper un quatre-quarts en tranches |
te snijden zijn (=heel hevig zijn) - être très fort
De rook is te snijden. - La fumée est très dense.
|
2) (met een vervoermiddel) plotseling van opzij voor iemand anders gaan rijden -
faire une queue de poisson à iemand snijden, waardoor hij moet remmen - faire une queue de poisson à quelqu'un ce qui l'oblige à freiner |
3) (van lijnen) op één punt door elkaar heen gaan -
se couper Waar de lijnen elkaar snijden, zijn vraag en aanbod in evenwicht. - Là où les lignes se croisent, l'offre et la demande sont en équilibre. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
snijden (ww.) | trancher (ww.) ; tailler (ww.) ; mordre (ww.) ; entamer (ww.) ; couper (ww.) ; cisailler (ww.) |
het snijden | la coupé |
snijden | façonner par coupe ; travailler par outil coupant ; tranchage ; rogner ; refendre ; massicotage ; brassage ; ébrutage ; découper ; découpe ; le découpage ; coupés ; couper ; coupées ; coupée ; coupe ; cisailler ; castration |
Bronnen: Horecagids; interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.; Diving dictionary; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `snijden`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afsnijdenNL: afzettenNL: castrerenNL: kruisenNL: snerpenNL: uitsnijdenUitdrukkingen en gezegdes
NL: in stukken
snijden
FR: couper en morceaux