Vertaal
Naar andere talen: • aangaan > DEaangaan > ENaangaan > ES
Vertalingen aangaan NL>FR
aangaan (ww.) atteindre (ww.) ; compatir (ww.) ; concerner (ww.) ; engager (ww.) ; entamer (ww.) ; entreprendre (ww.) ; lier (ww.) ; nouer (ww.) ; prendre (ww.) ; toucher (ww.)
het aangaan fait d'affecter (m)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `aangaan`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aanbelangen
NL: aanflitsen
NL: aanknopen
NL: aanvangen
NL: aanwippen
NL: afsluiten
NL: bekommeren
NL: belang inboezemen
NL: betreffen
NL: contracteren

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: dat gaat niet aan FR: cela ne se passe pas ainsi
NL: bij iemand aangaan FR: passer chez quelqu'un
NL: er aangaan FR: y passer
NL: een huwelijk aangaan FR: se marier, contracter mariage
NL: wat mij aangaat FR: en ce qui me concerne
NL: dat gaat u niet aan FR: cela ne vous regarde pas
NL: wat gaat mij dat aan? FR: que m'importe
NL: wat ... aangaat FR: quant à